De
ontwikkeling in aantallen
Werd in 1926 de eerste bus door Den Oudsten afgeleverd aan de
firma Brokking en Verhoef, in het voorjaar 1935, dus nog geen
tien jaar later, volgde reeds de 500ste. Toen vervaardigd in
de in 1933 gebouwde nieuwe fabriek. Het was een lijnbus voor
A.H. Hardon te Deventer (thans Salland). Daarna ging het sneller.
Drieenhalf jaar later, in het voorjaar 1939 volgde de duizendste
bus, gebouwd voor de T.O.D. In de oorlogsjaren werd als laatste
nieuwbouworder in 1942 nummer 1572 genoteerd. Na de oorlog werd
gestart met bouwnummer 1573. Mede doordat er veel reparatiewerk
was en ander werk werd aanvaard, liet het volgende duizendtal
vrij lang op zich wachten. Maar in 1953 was het dan toch zover:
2000. De 3000ste carrosserie was een in 1962 afgeleverd legervoertuig.
De 4000ste een Leylandbus uit een N.S.-order, de Flevodienst,
die op 23 januari 1968 gereed kwam. De 5000ste een trolleybus
(nummer 168) voor de gemeente Arnhem, afgeleverd op 17 april
1974. De 1000ste bus voor de 'N.S.-dochters' werd reeds elders
gemeld. In het kader van de bedrijfspolitiek (systeembouw) en
de concentraties, die zich inmiddels in de vaderlandse autobuswereld
hebben voorgedaan, is die laatste 1000ste voor de ontwikkeling
in de toekomst misschien nog wel belangrijker dan de 5000ste
in totaliteit. En het allerbelangrijkste? Dat Den Oudsten doorgaat
met de bouw van een eigentijdse, op een efficient en langdurig
gebruik gerichte bus. Met toepassing van moderne uitgekiende
productiemethoden.
|