HISTORY
1963 - 1975

 


Legerbussen en radiowagens
1961-1963

De productie

Grillige productielijnen

De jubilerende carrosserie fabriek heeft na de tweede wereldoorlog duidelijk moeite gehad om het vooroorlogse aandeel in de productie van autobussen te heroveren. Pas tussen 1965 en 1970 lukte het die vooroorlogse productie te evenaren. Daarbij moet wel worden aangetekend, dat het aantal carrosserieen niet volledig maatgevend is. Het aantal vervoersplaatsen zou een meer reele vergelijking bieden. Die cijfers zijn echter niet of nauwelijks beschikbaar.



De kolossen. zoals die de laatste jaren worden gebouwd, met een capaciteit van 60-100 te vervoeren personen, zijn natuurlijk niet te vergelijken met de kleine busjes uit de eerste 'Den Oudsten'-jaren. Lijnbussen en touringcars uit de laatste vooroorlogse jaren werden wel beduidend groter, maar bleven in passagierscapaciteit toch duidelijk achter bij de moderne lijnbussen. Bij het maximum van 150 carrosserieen in 1939 moeten we ook een fiks aantal (Van Gend en Loos-) vrachtwagens rekenen. Afgezien van deze - overigens niet te verontachtzamen - details en andere verschilpunten, die een vergelijking moeilijk maken, komen we tot de volgende aantallen:

Productie:

1926 - 5 carrosserieen per jaar
1930 - 40
1939 - 110
1945 - geen productie
1950 - 70
1955 - 90
1960 - 100
1965 - 120
1970 - 150
1975 - 300

Export naar Israel van een aantal bussen voor Sightseeing in de jaren 1959-1960.

Stadsbussen voor Eindhoven (1964)

Speciale caravantourbus N.B.M. (1967)

Eerste bus order voor de standaardbus van de vervoers- bedrijven van de grote steden in 1968 (10 voor Amsterdam,
10 voor Den Haag, 10 voor Rotterdam en 10 voor Utrecht).

Tourbussen voor de N.S. (1969)

Het Den Oudsten-model (1975)

Interieurs stadsbus (links) Lijnbus (rechts) in (1975)

De ontwikkeling in aantallen

Werd in 1926 de eerste bus door Den Oudsten afgeleverd aan de firma Brokking en Verhoef, in het voorjaar 1935, dus nog geen tien jaar later, volgde reeds de 500ste. Toen vervaardigd in de in 1933 gebouwde nieuwe fabriek. Het was een lijnbus voor A.H. Hardon te Deventer (thans Salland). Daarna ging het sneller. Drieenhalf jaar later, in het voorjaar 1939 volgde de duizendste bus, gebouwd voor de T.O.D. In de oorlogsjaren werd als laatste nieuwbouworder in 1942 nummer 1572 genoteerd. Na de oorlog werd gestart met bouwnummer 1573. Mede doordat er veel reparatiewerk was en ander werk werd aanvaard, liet het volgende duizendtal vrij lang op zich wachten. Maar in 1953 was het dan toch zover: 2000. De 3000ste carrosserie was een in 1962 afgeleverd legervoertuig. De 4000ste een Leylandbus uit een N.S.-order, de Flevodienst, die op 23 januari 1968 gereed kwam. De 5000ste een trolleybus (nummer 168) voor de gemeente Arnhem, afgeleverd op 17 april 1974. De 1000ste bus voor de 'N.S.-dochters' werd reeds elders gemeld. In het kader van de bedrijfspolitiek (systeembouw) en de concentraties, die zich inmiddels in de vaderlandse autobuswereld hebben voorgedaan, is die laatste 1000ste voor de ontwikkeling in de toekomst misschien nog wel belangrijker dan de 5000ste in totaliteit. En het allerbelangrijkste? Dat Den Oudsten doorgaat met de bouw van een eigentijdse, op een efficient en langdurig gebruik gerichte bus. Met toepassing van moderne uitgekiende productiemethoden.

Terug naar overzicht History